WOENSDAG 14 SEPTEMBER 2011
Dag 11: Confolens-Barbezieu-St-Hilaire; 118 km. Totaal: 1134 km.
Voor degenen die zich afvragen wat een overdosis fietsen met het onderbewustzijn van een mens kan doen, heb ik hier een mooie anekdote. Op voorwaarde dat het onder ons blijft.
Het gebeurde vannacht, op het moment dat het bewustzijn afscheid van de dag neemt, de laatste seconde van het wakker zijn en de eerste seconde van de slaap. We liggen tegen elkaar en ineens beginnen de benen van een slapende Jacky in versneld tempo rond te draaien alsof ze op een denkbeeldige fiets zit.
‘Schakelen, Schat’ zeg ik terwijl ze wakker schiet, en de slappe lach doet ons tien minuten lang naar adem happen.
Vandaag, tijdens het klimmen, heeft het virtueel nachtfietsen van Jacky ons verschillende keren bijna doen afstappen omdat we er steeds opnieuw de slappe lach van kregen. De toevallige passanten hebben nog nooit twee fietsers gezien die zoveel plezier hadden omdat ze aan het klimmen waren.
Tijdens deze reis herontdekken we terug de ongelooflijk weldoende werking van het lachen. We hebben op deze dagen al meer gelachen dan tijdens de vele voorbije maanden. Het is alsof we hierdoor een last kunnen verlichten, energie opdoen.
We hoeven het elkaar zelfs niet te vertellen maar we herkennen terug de grappige situaties en steken elkaar aan met een smakelijke slappe lach. Die hadden we niet in onze bagage gestoken.
Het moet zijn dat Confolens een soort eigen miniklimaat heeft want bij het vertrek vanmorgen was het ijskoud. Niet dat we daar dadelijk last van hadden want de opwarmingsklim was de moeite.
Heel lichte miezerige regen, maar niet genoeg om de regenjassen uit te halen. Eens uit de vallei werd het zo mogelijk nog kouder en ik kon aan de ademwolkjes van Jacky zien dat ze een rustig tempo had gevonden. Een eerste stop om de handschoenen aan te doen, iets verder een volgende stop om de beenstukken aan te trekken en amper een paar meter verder ook nog een extra fleece.
De lichte regen had het ondertussen laten afweten en liet een stuk Frankrijk zien waar elke fietser van droomt. Een smalle baan met perfect asfalt dat door een afwisselend landschap danst. Sappige weilanden, groepjes bomen en struiken.
We fietsen langs de Charente, een wild riviertje dat zich tot aan de Atlantische kust kronkelt en dat de weg doet keren en draaien als een dolle kermisattractie. We zien watervalletjes en brugjes en passeren het ene piepkleine dorpje na het andere.
De meeste dorpjes zijn zo klein dat je de totale bevolking in één enkele personenwagen kan evacueren in noodgevallen. We passeren Champagne-Mouton zonder één enkele fles te zien, we vliegen door Montignac. Met elk dorpje stijgt de temperatuur en verhuizen kledingstukken terug naar de tassen.
Tegen de middag lezen we liefst dertig graden op de thermometer van een uitgestorven dorpje. Onze drankvoorraad is inmiddels helemaal op en tot onze verbazing komen we in de dorpjes geen enkel winkeltje tegen.
We nemen afscheid van de Charente en begeven we ons in een doolhof van veldwegen die op heuvelruggen kriskas van de ene richting naar de andere richting wijzen. Hier geen borden of wegnummers en we moeten noodgedwongen de navigatie helemaal aan Het Ding overlaten.
We rijden door de wijngaarden in de Cognac-streek en zien dat de oogsten zijn begonnen.
De wind die ons het leven totnogtoe zo zwaar maakte, staat vandaag helemaal aan onze kant. We durven het haast niet hardop zeggen maar merken dat hij ons een beetje in de rug zit. De voorbije week moesten we bergaf bijtrappen, vandaag kunnen we bergaf helemaal genieten van de snelheid. Wat een verschil.
Ik moet aan de voorbije dagen denken, aan het vele afzien.
Tegelijkertijd moet ik aan de reacties denken die we via deze blog of per mail ontvingen. Het afzien dat wij op onze fietsen meemaken is immers zo licht als ik het vergelijk met de voorbije maanden of als ik denk aan al die mensen die nu, op dit eigenste moment, afzien tijdens chemo of bestraling.
Wij hebben de luxe om terug plannen op termijn te maken, de luxe om ervoor te kiezen deze pelgrimstocht te ondernemen. Ik denk terug aan de momenten dat Jacky niet uit bed kon komen, dat ze niet de kracht had om een glas water aan de lippen te krijgen.
Ik denk aan de vrouw die we leerden kennen tijdens de chemo en die nu nog steeds aan de chemo zit om de uitzaaiingen uit haar lijf te krijgen. Ik denk aan de man die ik via mijn werk ken. Hij verloor zijn vrouw in de strijd tegen deze ziekte.
Ik weet niet of ik de kracht zou kunnen opbrengen om hun lasten te dragen. Maar ik weet wel dat, als we in Lourdes zouden geraken, ik een kaars voor hen zal branden.
Niet omdat ik gelovig ben, maar wel uit puur respect voor hen. Als eerbetoon voor hun moed.
Geef het niet op. Nooit.
Ik weet nu, als gedwongen ervaringsdeskundige, wat het is om werkelijk de dood in ogen te kijken. Je staat er nooit bij stil, het is een ver-van-mijn-bed-show. En dan komt ineens het nieuws dat het weleens anders zou kunnen gaan. Dat je alleen kan achterblijven en dat degene die alles voor je is, je soulmate, ineens voor altijd weg is. Dat is het ware afzien. Dat is kapot gaan.
Misschien zijn we de afgelopen week een paar keer beschadigd, een beetje kapot gegaan. Maar hier op deze weg is het nu anders. Hier vinden we onszelf terug, bouwen we terug op.
De wind kan mijn gedachten lezen, begrijpt me en kiest nu onvoorwaardelijk mijn kant. Hij bouwt zijn krachten op en bundelt die in vlagen.
En dan gebeurt iets wat je als ervaren fietser slechts af en toe kan meemaken.
Als we op de golvende heuvelruggen tussen de wijngaarden fietsen komen we in die vlagen van rugwind terecht. Voor de eerste maal op deze tocht gebruiken we onze grootste versnellingen en worden we zelfs de hellingen opgestuwd. De afdalingen nemen we met de neus op het stuur en toegeknepen ogen.
We zien de velden om ons heen golven en zeilen van de ene golf in de andere. Kilometers lang ligt onze snelheid boven de dertig per uur en Jacky lacht hardop van pure vreugde. Het zweet op onze huid laat ons blinken in de zon en Het Ding kan onze vorderingen amper verwerken.
We moeten haast een anker uitwerpen om op tijd stil te geraken op onze bestemming; Barbezieu-Saint-Hilaire. We zijn uitgedroogd, moe en verbrand door de zon.
Maar Lourdes is een stuk dichterbij.
A Bientot! 14-09-2011
Dag 11: Confolens-Barbezieu-St-Hilaire; 118 km. Totaal: 1134 km.
Voor degenen die zich afvragen wat een overdosis fietsen met het onderbewustzijn van een mens kan doen, heb ik hier een mooie anekdote. Op voorwaarde dat het onder ons blijft.
Het gebeurde vannacht, op het moment dat het bewustzijn afscheid van de dag neemt, de laatste seconde van het wakker zijn en de eerste seconde van de slaap. We liggen tegen elkaar en ineens beginnen de benen van een slapende Jacky in versneld tempo rond te draaien alsof ze op een denkbeeldige fiets zit.
‘Schakelen, Schat’ zeg ik terwijl ze wakker schiet, en de slappe lach doet ons tien minuten lang naar adem happen.
Vandaag, tijdens het klimmen, heeft het virtueel nachtfietsen van Jacky ons verschillende keren bijna doen afstappen omdat we er steeds opnieuw de slappe lach van kregen. De toevallige passanten hebben nog nooit twee fietsers gezien die zoveel plezier hadden omdat ze aan het klimmen waren.
Tijdens deze reis herontdekken we terug de ongelooflijk weldoende werking van het lachen. We hebben op deze dagen al meer gelachen dan tijdens de vele voorbije maanden. Het is alsof we hierdoor een last kunnen verlichten, energie opdoen.
We hoeven het elkaar zelfs niet te vertellen maar we herkennen terug de grappige situaties en steken elkaar aan met een smakelijke slappe lach. Die hadden we niet in onze bagage gestoken.
Het moet zijn dat Confolens een soort eigen miniklimaat heeft want bij het vertrek vanmorgen was het ijskoud. Niet dat we daar dadelijk last van hadden want de opwarmingsklim was de moeite.
Heel lichte miezerige regen, maar niet genoeg om de regenjassen uit te halen. Eens uit de vallei werd het zo mogelijk nog kouder en ik kon aan de ademwolkjes van Jacky zien dat ze een rustig tempo had gevonden. Een eerste stop om de handschoenen aan te doen, iets verder een volgende stop om de beenstukken aan te trekken en amper een paar meter verder ook nog een extra fleece.
De lichte regen had het ondertussen laten afweten en liet een stuk Frankrijk zien waar elke fietser van droomt. Een smalle baan met perfect asfalt dat door een afwisselend landschap danst. Sappige weilanden, groepjes bomen en struiken.
We fietsen langs de Charente, een wild riviertje dat zich tot aan de Atlantische kust kronkelt en dat de weg doet keren en draaien als een dolle kermisattractie. We zien watervalletjes en brugjes en passeren het ene piepkleine dorpje na het andere.
De meeste dorpjes zijn zo klein dat je de totale bevolking in één enkele personenwagen kan evacueren in noodgevallen. We passeren Champagne-Mouton zonder één enkele fles te zien, we vliegen door Montignac. Met elk dorpje stijgt de temperatuur en verhuizen kledingstukken terug naar de tassen.
Tegen de middag lezen we liefst dertig graden op de thermometer van een uitgestorven dorpje. Onze drankvoorraad is inmiddels helemaal op en tot onze verbazing komen we in de dorpjes geen enkel winkeltje tegen.
We nemen afscheid van de Charente en begeven we ons in een doolhof van veldwegen die op heuvelruggen kriskas van de ene richting naar de andere richting wijzen. Hier geen borden of wegnummers en we moeten noodgedwongen de navigatie helemaal aan Het Ding overlaten.
We rijden door de wijngaarden in de Cognac-streek en zien dat de oogsten zijn begonnen.
De wind die ons het leven totnogtoe zo zwaar maakte, staat vandaag helemaal aan onze kant. We durven het haast niet hardop zeggen maar merken dat hij ons een beetje in de rug zit. De voorbije week moesten we bergaf bijtrappen, vandaag kunnen we bergaf helemaal genieten van de snelheid. Wat een verschil.
Ik moet aan de voorbije dagen denken, aan het vele afzien.
Tegelijkertijd moet ik aan de reacties denken die we via deze blog of per mail ontvingen. Het afzien dat wij op onze fietsen meemaken is immers zo licht als ik het vergelijk met de voorbije maanden of als ik denk aan al die mensen die nu, op dit eigenste moment, afzien tijdens chemo of bestraling.
Wij hebben de luxe om terug plannen op termijn te maken, de luxe om ervoor te kiezen deze pelgrimstocht te ondernemen. Ik denk terug aan de momenten dat Jacky niet uit bed kon komen, dat ze niet de kracht had om een glas water aan de lippen te krijgen.
Ik denk aan de vrouw die we leerden kennen tijdens de chemo en die nu nog steeds aan de chemo zit om de uitzaaiingen uit haar lijf te krijgen. Ik denk aan de man die ik via mijn werk ken. Hij verloor zijn vrouw in de strijd tegen deze ziekte.
Ik weet niet of ik de kracht zou kunnen opbrengen om hun lasten te dragen. Maar ik weet wel dat, als we in Lourdes zouden geraken, ik een kaars voor hen zal branden.
Niet omdat ik gelovig ben, maar wel uit puur respect voor hen. Als eerbetoon voor hun moed.
Geef het niet op. Nooit.
Ik weet nu, als gedwongen ervaringsdeskundige, wat het is om werkelijk de dood in ogen te kijken. Je staat er nooit bij stil, het is een ver-van-mijn-bed-show. En dan komt ineens het nieuws dat het weleens anders zou kunnen gaan. Dat je alleen kan achterblijven en dat degene die alles voor je is, je soulmate, ineens voor altijd weg is. Dat is het ware afzien. Dat is kapot gaan.
Misschien zijn we de afgelopen week een paar keer beschadigd, een beetje kapot gegaan. Maar hier op deze weg is het nu anders. Hier vinden we onszelf terug, bouwen we terug op.
De wind kan mijn gedachten lezen, begrijpt me en kiest nu onvoorwaardelijk mijn kant. Hij bouwt zijn krachten op en bundelt die in vlagen.
En dan gebeurt iets wat je als ervaren fietser slechts af en toe kan meemaken.
Als we op de golvende heuvelruggen tussen de wijngaarden fietsen komen we in die vlagen van rugwind terecht. Voor de eerste maal op deze tocht gebruiken we onze grootste versnellingen en worden we zelfs de hellingen opgestuwd. De afdalingen nemen we met de neus op het stuur en toegeknepen ogen.
We zien de velden om ons heen golven en zeilen van de ene golf in de andere. Kilometers lang ligt onze snelheid boven de dertig per uur en Jacky lacht hardop van pure vreugde. Het zweet op onze huid laat ons blinken in de zon en Het Ding kan onze vorderingen amper verwerken.
We moeten haast een anker uitwerpen om op tijd stil te geraken op onze bestemming; Barbezieu-Saint-Hilaire. We zijn uitgedroogd, moe en verbrand door de zon.
Maar Lourdes is een stuk dichterbij.
A Bientot! 14-09-2011