MAANDAG 19 SEPTEMBER 2011
Dag 16: Lourdes:
Lourdes. Gedaan met de kleine, persoonlijke hotels. Hier kom je niet binnen als je niet minstens weken of liever maanden op voorhand je hotelkamer veilige stelde. Hier moet je niet spontaan arriveren en op je goed geluk vertrouwen om een kamer te vinden.
Het merendeel van de hotels zijn mastodonten die gebouwd of verbouwd zijn met één doel: de massa onderdak geven.
We slapen ons vanmorgen heerlijk uit en hoeven ons niet af te vragen of het zeemvel van ons fietsbroeken droog is. Geen fietsschoenen vandaag, geen wielershirt. Vandaag zijn we gewone, alledaagse burgers.
Zelfs onze fietsen, die tien verdiepingen lager op een piepkleine binnenparking staan, zullen onaangeroerd blijven. Dit is trouwens ook geen stad om te fietsen want toen we gisteren in het centrum aankwamen zijn we zelfs afgestapt omdat het zo ongelooflijk druk was dat de enige veilige optie afstappen de enige veilige optie was.
Het contrast met de voorbije weken aan de ontbijttafel is de moeite. Waar we totnogtoe in relatieve rustige omstandigheden of zelfs moederziel alleen in het midden van de natuur van ons ontbijt konden genieten lijkt het alsof we hier in een conventie van hongerige ADHD-patiënten zitten. De zaal is zo groot dat het ontbijtbuffet op verschillende plaatsen staat opgesteld. Een bont internationaal gezelschap maakt er een sport van om zoveel mogelijk op hun borden te stapelen en er dan zo snel mogelijk mee naar tafel te spurten. Om al snel te ontdekken dat ze de hoeveelheid niet verwerkt krijgen.
Als ze de tafel verlaten blijft er een aanzienlijke berg eten op de borden liggen en ik vraag me af wat met die overschotten gebeurt.
Na het ontbijt, en onze borden zijn wel netjes leeg, beginnen we aan de verkenning van Lourdes. We moeten immers nog de puntjes op de i zetten en doen wat aan de bron van dit gekke plan lag; een kaarsje branden. Blijkbaar zijn we niet de enigen met dit plan.
We laten ons gewoon met de massa meedrijven en belanden al snel vanzelf aan de heiligdommen van Lourdes. Ontelbare kaarsen, van groot tot enorm, staan in eindeloze rijen te branden voor hoop, wanhoop, dank of afscheid. Als we onze eerste kaars aansteken hoeven we niets te zeggen, we hebben honderden kilometers tijd gehad om deze kaars te motiveren. We steken nog een aantal kaarsen op, voor vrienden en familie. Ook deze zonder woorden.
We nemen wat afstand en tijd om de aanschuivende menigte te bekijken. Er zijn mensen die armenvol kaarsen bijbrengen, groepen die gigantische kaarsen meedragen, mensen die wenend één enkele kaars vasthouden. We staan zwijgend langs elkaar, hand in hand, en zijn getuigen hoe duidelijk gebroken mensen hun symbool van laatste hoop aansteken. Er zijn lachende mensen die na het aansteken even blijven staan en dan knikken. Er zijn er die zwaar devoot hardop bidden, in vele talen.
We lopen verder, langs de grot, en kunnen het niet laten om onder het mom van ‘baat het niet dan schaadt het niet’ even de lippen en handen nat te maken met het water uit de heilige bron.
Terug de stad in, tijd voor een koffie. Een lege plaats op een terras vinden is hier niet vanzelfsprekend, maar ligt het aan het feit dat we daarnet nog met superwater gezegend zijn of aan het feit dat wij waarschijnlijk het langste onderweg waren, wij slagen erin om onmiddellijk een vrije plaats te vinden.
We blijven hier enkele koffies lang zitten en zien de halve wereldbevolking aan ons tafeltje passeren. Zusters en nonnen in klassieke habijten, monniken, katholieke jeugdverenigingen, mensen met krukken, in rolstoelen, in bedden, oud en jong.
Het lijkt alsof iedere bewoner van Lourdes ofwel in een hotel werkzaam is ofwel zijn eigen souvenierwinkel heeft. De winkels, overladen met de meest bizarre Lourdesaandenken, staan stratenlang muur tegen muur. Elke winkel staat barstensvol met mensen die aanschuiven voor een Maria-beeldje, een rozenkransje of een meer uitdagend souvenir.
Elke meter, elke centimeter Lourdes staat vol met winkels, kraampjes en hotels.
We missen de fietsen nu al en hebben een beetje last van ontwenningsverschijnselen van de tocht naar hier. De ruimte en de vrijheid. En misschien ook wel het doel.
Want ons plan is volbracht.
Wat nu?
Om iets voor negen uur ‘s avonds kiezen we een strategische plaats uit om de kaarsenprocessie te zien. We hebben niet echt een idee wat ons te wachten staat, maar dan zien we een zee van lichtjes op gang komen. Een oneindige processie bedden, rolstoelen en krukken, vergezeld van duizenden mensen met kaarsen vormt een lang lint met zachte witte wriemelende lichtjes.
De hardop uitgesproken woorden van onverstaanbare gebeden golven als een mexican wave van de kop van de stoet naar achteren.
Het klinkt als een mantra van de laatste hoop. Als ze ons passeren, hardop biddend en zingend, beseffen we dat deze mensen hier ofwel iets proberen te vinden, ofwel op enkele bonuspunten hopen om hun slaagkansen te vergroten. Het schouwspel heeft iets moois maar tegelijkertijd iets diepverdrietig.
Als de stoet aan ons voorbij is wandelen we door de nog steeds drukke straten terug naar het hotel. De fonkelende en flakkerende neonreclames en helgekleurde kruisen geven dit oord een commercieel Las-Vegas gevoel.
We gaan onze allerlaatste nacht in Frankrijk tegemoet. We staan aan het raam van onze kamer en kijken letterlijk neer op de flikkerende stad onder ons. Op dit late uur zie ik een jonge vrouw bedelen aan de ingang van de winkel annex souveniershop tegenover het hotel.
Zelfs nu gaan er nog steeds mensen binnen. Ze negeren de bedelende vrouw volledig. Zij hoeft alvast niet op een mirakel te rekenen.
Morgen krijgen we een lift en rijden we de hele afstand met de auto terug. We zien beiden tegen de lange autoreis op maar zijn wel dankbaar voor het feit dat ze speciaal naar Lourdes reden om ons te komen oppikken.
Dag 16: Lourdes:
Lourdes. Gedaan met de kleine, persoonlijke hotels. Hier kom je niet binnen als je niet minstens weken of liever maanden op voorhand je hotelkamer veilige stelde. Hier moet je niet spontaan arriveren en op je goed geluk vertrouwen om een kamer te vinden.
Het merendeel van de hotels zijn mastodonten die gebouwd of verbouwd zijn met één doel: de massa onderdak geven.
We slapen ons vanmorgen heerlijk uit en hoeven ons niet af te vragen of het zeemvel van ons fietsbroeken droog is. Geen fietsschoenen vandaag, geen wielershirt. Vandaag zijn we gewone, alledaagse burgers.
Zelfs onze fietsen, die tien verdiepingen lager op een piepkleine binnenparking staan, zullen onaangeroerd blijven. Dit is trouwens ook geen stad om te fietsen want toen we gisteren in het centrum aankwamen zijn we zelfs afgestapt omdat het zo ongelooflijk druk was dat de enige veilige optie afstappen de enige veilige optie was.
Het contrast met de voorbije weken aan de ontbijttafel is de moeite. Waar we totnogtoe in relatieve rustige omstandigheden of zelfs moederziel alleen in het midden van de natuur van ons ontbijt konden genieten lijkt het alsof we hier in een conventie van hongerige ADHD-patiënten zitten. De zaal is zo groot dat het ontbijtbuffet op verschillende plaatsen staat opgesteld. Een bont internationaal gezelschap maakt er een sport van om zoveel mogelijk op hun borden te stapelen en er dan zo snel mogelijk mee naar tafel te spurten. Om al snel te ontdekken dat ze de hoeveelheid niet verwerkt krijgen.
Als ze de tafel verlaten blijft er een aanzienlijke berg eten op de borden liggen en ik vraag me af wat met die overschotten gebeurt.
Na het ontbijt, en onze borden zijn wel netjes leeg, beginnen we aan de verkenning van Lourdes. We moeten immers nog de puntjes op de i zetten en doen wat aan de bron van dit gekke plan lag; een kaarsje branden. Blijkbaar zijn we niet de enigen met dit plan.
We laten ons gewoon met de massa meedrijven en belanden al snel vanzelf aan de heiligdommen van Lourdes. Ontelbare kaarsen, van groot tot enorm, staan in eindeloze rijen te branden voor hoop, wanhoop, dank of afscheid. Als we onze eerste kaars aansteken hoeven we niets te zeggen, we hebben honderden kilometers tijd gehad om deze kaars te motiveren. We steken nog een aantal kaarsen op, voor vrienden en familie. Ook deze zonder woorden.
We nemen wat afstand en tijd om de aanschuivende menigte te bekijken. Er zijn mensen die armenvol kaarsen bijbrengen, groepen die gigantische kaarsen meedragen, mensen die wenend één enkele kaars vasthouden. We staan zwijgend langs elkaar, hand in hand, en zijn getuigen hoe duidelijk gebroken mensen hun symbool van laatste hoop aansteken. Er zijn lachende mensen die na het aansteken even blijven staan en dan knikken. Er zijn er die zwaar devoot hardop bidden, in vele talen.
We lopen verder, langs de grot, en kunnen het niet laten om onder het mom van ‘baat het niet dan schaadt het niet’ even de lippen en handen nat te maken met het water uit de heilige bron.
Terug de stad in, tijd voor een koffie. Een lege plaats op een terras vinden is hier niet vanzelfsprekend, maar ligt het aan het feit dat we daarnet nog met superwater gezegend zijn of aan het feit dat wij waarschijnlijk het langste onderweg waren, wij slagen erin om onmiddellijk een vrije plaats te vinden.
We blijven hier enkele koffies lang zitten en zien de halve wereldbevolking aan ons tafeltje passeren. Zusters en nonnen in klassieke habijten, monniken, katholieke jeugdverenigingen, mensen met krukken, in rolstoelen, in bedden, oud en jong.
Het lijkt alsof iedere bewoner van Lourdes ofwel in een hotel werkzaam is ofwel zijn eigen souvenierwinkel heeft. De winkels, overladen met de meest bizarre Lourdesaandenken, staan stratenlang muur tegen muur. Elke winkel staat barstensvol met mensen die aanschuiven voor een Maria-beeldje, een rozenkransje of een meer uitdagend souvenir.
Elke meter, elke centimeter Lourdes staat vol met winkels, kraampjes en hotels.
We missen de fietsen nu al en hebben een beetje last van ontwenningsverschijnselen van de tocht naar hier. De ruimte en de vrijheid. En misschien ook wel het doel.
Want ons plan is volbracht.
Wat nu?
Om iets voor negen uur ‘s avonds kiezen we een strategische plaats uit om de kaarsenprocessie te zien. We hebben niet echt een idee wat ons te wachten staat, maar dan zien we een zee van lichtjes op gang komen. Een oneindige processie bedden, rolstoelen en krukken, vergezeld van duizenden mensen met kaarsen vormt een lang lint met zachte witte wriemelende lichtjes.
De hardop uitgesproken woorden van onverstaanbare gebeden golven als een mexican wave van de kop van de stoet naar achteren.
Het klinkt als een mantra van de laatste hoop. Als ze ons passeren, hardop biddend en zingend, beseffen we dat deze mensen hier ofwel iets proberen te vinden, ofwel op enkele bonuspunten hopen om hun slaagkansen te vergroten. Het schouwspel heeft iets moois maar tegelijkertijd iets diepverdrietig.
Als de stoet aan ons voorbij is wandelen we door de nog steeds drukke straten terug naar het hotel. De fonkelende en flakkerende neonreclames en helgekleurde kruisen geven dit oord een commercieel Las-Vegas gevoel.
We gaan onze allerlaatste nacht in Frankrijk tegemoet. We staan aan het raam van onze kamer en kijken letterlijk neer op de flikkerende stad onder ons. Op dit late uur zie ik een jonge vrouw bedelen aan de ingang van de winkel annex souveniershop tegenover het hotel.
Zelfs nu gaan er nog steeds mensen binnen. Ze negeren de bedelende vrouw volledig. Zij hoeft alvast niet op een mirakel te rekenen.
Morgen krijgen we een lift en rijden we de hele afstand met de auto terug. We zien beiden tegen de lange autoreis op maar zijn wel dankbaar voor het feit dat ze speciaal naar Lourdes reden om ons te komen oppikken.